Een van de mooiste rituelen in iemands loopbaan vind ik de verdediging van een proefschrift. De kandidaat staat tegenover een commissie van hooggeleerde (meestal) heren. Deze hooggeleerden hebben het proefschrift gelezen en stellen ieder een vraag. Niet zomaar een vraag, nee, een vraag met een lange inleiding. Ze moeten tenslotte met zijn allen drie kwartier volpraten.
Ja, drie kwartier. Op de Erasmus Universiteit mag de promovendus eerst zelf een kwartier nemen om uit te leggen waar het proefschrift over gaat. Daarna dus drie kwartier verdediging en dan komt de pedel: hora est.
Het spannendste deel is dan voorbij, maar het mooiste moet nog komen. De promotor zegt iets persoonlijks tegen de nieuwe doctor. Vorige week was ik bij een promotieplechtigheid waar de promotor zei: 'Jij bent blij dat je hier staat, maar ik ook.' Voor beiden was het een strijd geweest. Het kenmerk van een promotieonderzoek is dat het onderzoek nog niet eerder is gedaan. De uitkomst is onvoorspelbaar en daarmee een standaardrecept voor kommer en kwel. Met meestal een eind-goed-al-goed einde.
Eigenlijk zouden we dat vaker moeten doen: als je afscheid neemt van je werk is een speech op zijn plaats. Soms wordt dat ook gedaan, maar als ik kijk naar mijn loopbaan, dan ging het afscheid wel gepaard met handengeschud, lieve woorden en succes wensen voor de toekomst, maar niet met een speech.
Verbeeld ik het me, of doen we sowieso minder met rituelen in loopbanen? Ik ken niemand meer die een gouden horloge heeft gekregen voor veel dienstjaren. Iedereen is al eerder weg. En vaak zzp'er geworden. Dat geeft nog minder rituelen. Privé hebben we ze nog wel, van slaapliedje tot bruiloft tot begrafenis. Misschien moeten we er eens over nadenken hoe we weer meer rituelen en speeches in ons werkende leven kunnen inbrengen. |
|
|
|
|
|
|
|